Jubileumboek Randstad

Het jubileumboek voor randstad dat jubileumboek.nl maakte.

Verleden, heden en toekomst komen samen in een jubileumboek over 25 jaar Avri

300 pagina’s imposante Randstad bedrijfsgeschiedenis, bedrijfscultuur en merkverhaal. Het jubileumboek ‘Werken aan een droom’ is in alle opzichten een collectors item. Verschenen in 5 talen en in Nederland in een extra boekhandelseditie kun je alleen maar onder de indruk raken van dit boek.

De uitvoering met zijn ‘Dutch design’ is magistraal. Voel de subtiele stans in de hard-cover, word blij van de 5-kleur indeling, geniet van de 50 stories van Randstad-medewerkers over de hele wereld. ‘Kennen, dien en vertrouwen’ – beleef ook het persoonlijke verhaal van oprichter en visionair Frits Goldschmeding. Onze storytelling aanpak levert ‘stories‘ op die doen wat ze moeten doen: je beleeft het verhaal als het ware zelf.

Een fragment:

Het is 1960. De wereld van Randstad omvat niet meer dan een oude fiets, twee studentenkamers en vijfhonderd gulden. Haar schepper, Frits Goldschmeding, heeft echter grootse plannen. Flexibel werk bestaat dan nog nauwelijks. De entrepreneur heeft de visie dat flexibiliteit een veel grotere rol in de arbeidsmarkt kan spelen. Iedereen wordt daar beter van. Werkgevers kunnen door flexibele arbeidsverbanden snel en eenvoudig meebewegen met de economie. Werknemers kunnen snel van baan wisselen, daardoor expertise opbouwen en per saldo groeien als persoon.

Flexibiliteit voor de arbeidsmarkt wordt de inspiratie voor de onderneming. In vijftig jaar verwezenlijken de duizenden entrepreneurs van Randstad, de intercedenten, samen met alle collega‘s hun gezamenlijke droom. Voor henzelf, klanten, kandidaten en de samenleving. Dit is een verhaal over ondernemerschap, toewijding en werkplezier. Dit verhaal verbindt de eerste perfecte match in 1960 met de missie Shaping the world of work in 2010.

Laten we een uitzendbureau beginnen

Amsterdam, begin jaren zestig. Het is nacht. De straten liggen er verlaten bij. Uit de verte komt het geluid van twee opgewonden stem­ men langzaam dichterbij. Twee studenten van halverwege de twintig, gekleed in beschaafde, donkere pakken fietsen door de stille straten van Amsterdam. Ze gaan helemaal op in hun gesprek.

 Het zijn Frits Goldschmeding en Ger Daleboudt. Beiden studeren economie aan
de Vrije Universiteit (VU), in die jaren nog een bolwerk van gereformeerde geleerdheid. Goldschmeding heeft net drie maanden aan een scriptie gewerkt over het fenomeen tijdelijke arbeid. De scriptie is als ‘goed’ beoordeeld en daarmee is voor hem eigenlijk de kous af. Tot hij die avond op de studentensociëteit Ger Daleboudt tegenkomt. Als die hem vraagt hoe het met zijn werkstuk is afgelopen, begint Goldschmeding enthousiast te vertellen. Het gesprek boeit hen zozeer dat ze het op de fiets voortzetten.

 Het onderwerp voor zijn scriptie is Goldschmeding aangereikt door professor F.L. van Muiswinkel. De hoogleraar verwondert zich er al langer over dat een bedrijf in piektijden praktisch alles kan huren; machines, gebouwen, gereed­ schap, maar geen mensen. Is er in Nederland geen belangstelling voor wat ze in Amerika employment agencies noemen, vraagt Van Muiswinkel zich af. Hier en daar zijn er wel uitzendbureaus, zoals het oudste bureau Algemeen Service Bedrijf (ASB, later overge­nomen door Vedior) dat in 1949 in Den Haag is begonnen. De bureaus zijn echter nog zeer bescheiden van omvang. Er is een strikte scheiding tussen de bureaus die administratief personeel uitzenden en de bureaus die indus­trieel personeel uitzenden. De professor wil er graag meer over weten en stuurt zijn jonge student op onderzoek uit.

 In de Amsterdamse bibliotheken kan Frits Goldschmeding geen letter over het onder­werp vinden. Als hij met dit teleurstellende bericht terugkomt bij zijn professor, is die niet verbaasd. Van Muiswinkel beschikt zelf alleen over een artikel uit een Amerikaans economen­blad en een zinnetje uit het jaarverslag van Citroën, waarin wordt gesteld dat ieder bedrijf dat minder dan vijf procent tijdelijk personeel heeft, slecht georganiseerd is. De hoogleraar voegt er fijntjes aan toe, dat het gebrek aan materiaal voor hem de reden was om het onderwerp aan zijn student voor te stellen. Die neemt de uitdaging aan en na drie maanden hard werken is zijn scriptie af.

Tijdens de nachtelijke fietstocht met Daleboudt vertelt Goldschmeding enthousiast over zijn bevindingen. Hij legt uit dat bedrijven tijdens piekperiodes noodgedwongen te veel mensen in vaste dienst nemen, die ze in rustiger tijden niet nodig hebben. Dat drukt de winst­gevendheid. Het inzetten van flexibele werk­ nemers levert arbeidsplaatsen op, betoogt Goldschmeding, en daarmee dus welvaart. Kort gezegd: flexibele arbeid zou als smeerolie van de economie kunnen fungeren.

Al fietsend en pratend ontstaat bij Frits Goldschmeding het idee om iets te doen met die tijdelijke arbeid. Niet voor niets stroomt er ondernemersbloed door zijn aderen. Zijn neven hebben een goedlopende winkel in piano’s en orgels in de Amsterdamse Raadhuisstraat. Zijn grootvader is in 1875 de eerste importeur van huisorgels, die gretig aftrek vinden bij gereformeerd Nederland. Kleinzoon Frits is een ondernemend type met een goede neus voor kansen. Als student onderhandelt hij al met de gemeente Amsterdam over een plan om gevangenen na hun vrijlating haring te laten uitventen. Tijdens zijn studie verkoopt hij onder meer schoenzolen en autobanden om in zijn onderhoud te voorzien.

Die aangeboren ondernemingszin komt nu weer boven. Frits Goldschmeding zegt het hardop: ‘Laten we zelf een uitzendbureau beginnen. Ik weet er inmiddels wat van en voor ons is het een leuke manier om wat bij te verdienen.’ Hij bedoelt het bijna als grap, maar tot zijn verrassing antwoordt Daleboudt: ‘Wat een geweldig idee!’ Enthousiast fietsen ze meteen door naar het studentenkamertje van Goldschmeding aan de Sloterkade. Op de oude typemachine van zijn vader tikken ze hun eerste reclamefolder voor Uitzendbureau Amstelveen, zoals ze hun nachtelijke inval besluiten te noemen. De volgende dag zullen ze die op de universiteit stencilen en daarna persoonlijk bij bedrijven in de brievenbus gooien. Voor postzegels hebben ze geen geld. Buiten is het al bijna licht als ze met een glas bier proosten op dit geweldige avontuur.